De verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees. 1 Timotheus 3:16
Een verborgenheid is het; een grote, een diepe, een onpeilbare verborgenheid; want wie kan het recht verstaan hoe het Goddelijke Woord, de eeuwige Zone Gods, vlees was geworden en onder ons heeft gewoond? „Wie zal zijn leeftijd uitspreken?” (Jesaja 53:8) of die eeuwige leeftijd, waardoor Hij is Gods eengeboren Zoon, of de leeftijd van zijn heilige mensheid in de schoot der Maagd, toen de Heilige Geest over haar kwam en de kracht des Allerhoogsten haar overschaduwde? Dit zijn de zaken „die de Engelen begerig zijn in te zien”, die zij niet kunnen begrijpen, maar eerbiedig aanbidden. En wel mogen wij hun aanbiddende bewondering navolgen, niet zoekende te begrijpen, maar geloven, liefhebben en vrezen. „Waar de rede met al haar vermogens faalt, daar gelooft het geloof en aanbidt de liefde.” Ook zullen wij dit bij goed onderwijs en geestelijke leiding geen dor, droog of ondankbaar onderwerp vinden. Het is „de grote verborgenheid der godzaligheid”; alle godzaligheid is daarom in haar begrepen en vloeit uit haar voort. Gods genade, barmhartigheid en waarheid ligt geheel opgesloten in, is geopenbaard en bewezen door de Zoon zijner liefde; want „het behaagde de Vader, dat in Hem alle volheid wonen zou”; en dit als Immanuël, God met ons. Aldus is zijn geheiligde mensheid, in vereniging met zijn Goddelijke Persoon, de weg van gemeenschap langs welke al de liefde en barmhartigheid Gods afstroomt voor arme, schuldige, ellendige zondaars, die geloven in de Naam van Gods eniggeboren Zoon. Zo wij dan met een levend geloof begiftigd zijn, mogen wij die grote verborgenheid der godzaligheid naderen en beschouwen. Door het geloof die heilige grond te betreden, is te komen tot de berg Sion, want iedere zegen van het Nieuwe Verbond is, zo wij slechts begunstigd zijn met een levend geloof aan een vlees geworden God, ons eigendom, zowel hier als in de eeuwigheid.
Voor elk, die in het duister dwaalt
verstrekt deez’ zon een helder licht,
dat hem in schauw des doods bestraalt,
op ’t vredepad zijn voeten richt.
Lofzang van Zacharias :5