Nee, we moeten nog veel dichter bij de waarheid komen. Deze hardlopers zijn inderdaad ver verwijderd van de startlijn en ver verwijderd van het koninkrijk der hemelen. Je kunt een vorm van godsvrucht hebben en een belijdenis van de waarheid, van kinds af aan opgevoed zijn in een gezond geloof, de leerstellingen van de genade in theorie en als een religieus systeem hebben geleerd, overtuigd zijn in je geweten van de wezenlijke overeenstemming daarvan met Gods Woord, ervoor strijden in discussies en deze bewijzen met teksten, met plezier naar het evangelie luisteren of het zelfs met welsprekendheid en vuur prediken – en toch niets weten van de waarheid die redt, noch haar uit ervaring kennen, door goddelijk onderwijs en getuigenis.
Geeft de Schrift ons geen voorbeeld van deze twee karakters? Wie was religieuzer, strenger, nauwgezetter en orthodoxer dan de Farizeeër van weleer? Hij zat op de stoel van Mozes als leraar van het volk; hij gaf nauwgezet tienden van zijn munt, anijs en komijn; hij zeefde zelfs zijn drank, opdat geen mug of onreine worm hem zou verontreinigen; hij bad en vastte streng en regelmatig; en leek voor zichzelf en voor anderen de grootste favoriet van de hemel. Maar wat was hij werkelijk? Wat was hij in de ogen van de Heere? Volgens het getuigenis van de Heere Zelf was hij een huichelaar, een adder, een witgepleisterd graf, rijpend voor de verdoemenis van de hel! Was er niet ook een Saul onder de profeten? Geen Zedekia, zoon van Kenaäna, met de woorden: “Zo zegt de Heere” in zijn mond (2 Kron. 18:10)? Geen Hananja, met een verklaarde boodschap van God (Jer. 28:2)? Kwamen zij niet met een belijdenis van de waarheid en beweerden zij niet dienaren van de Allerhoogste te zijn?
En waren er in het Nieuwe Testament geen Demas, Diotrephes of Alexander? Tegen wie waarschuwden de heilige Johannes, de vurige Judas en de ernstige Petrus de kerken zo krachtig? Wie waren die “vlekken in hun liefdesmaaltijden, die zich zonder vrees voedden”? Wie waren die “wolken zonder water, voortgedreven door de wind”, “bomen waarvan de vruchten verdord waren, tweemaal dood, met wortel en al uitgerukt”? Wie anders dan genadeloze belijders van de waarheid? Het is dus niet de vorm, de letter, het uiterlijke, de kale schil en schors van de waarheid die je tot christen maakt of openbaart, maar het vitale bezit ervan als een goddelijk geschonken gave en schat.
Met dit in het hart als een ernstige waarschuwing om niet lichtzinnig om te gaan met Gods waarheid, of genoegen te nemen met een louter formele erkenning, willen we verder gaan om te zien wat een grote zegen de waarheid is wanneer men er vitaal bezit van krijgt.
Als je kijkt naar het werk van de Geest in uw hart, ziet u dat Hij in al Zijn heilige handelingen en genadige bewegingen altijd de waarheid als Zijn belangrijkste instrument gebruikt. Doorboort en verwondt Hij? Dan gebeurt dat door de waarheid, want “het zwaard van de Geest is het Woord van God,” en dat is, zoals wij weten, “het Woord der waarheid” (Ef. 6:17; Hebr. 4:12; 2 Kor. 6:7). Als Hij barmhartig geneest, als Hij vriendelijk zegent, gebeurt dat eveneens door middel van de waarheid; want de belofte is: “Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden.” En wanneer Hij zo komt, is het als Trooster, volgens die genadige woorden: “Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen.”
Als u kijkt naar de nieuwe mens met genade die de gezegende Geest in uw hart voortbrengt, ziet u dat al zijn leden en vermogens gevormd en aangepast zijn om de waarheid levendig te ontvangen. Zoals het oog aangepast is aan het licht, het oor aan het geluid, de longen aan de zuivere lucht die ze bij elke ademhaling ontvangen, het hart aan het levensbloed dat het door iedere slagader voortstuwt, zo is de nieuwe mens van genade geschikt en aangepast aan de waarheid van God. En zoals deze vitale organen hun specifieke functies alleen vervullen wanneer zij de indrukken ontvangen die externe factoren op hen uitoefenen, zo werken ook de organen van de nieuwe mens van genade alleen wanneer de waarheid door de kracht van de gezegende Geest op hen wordt ingeprent.
Heeft de nieuwe mens met genade dan ogen? Die zijn om de waarheid te zien (Ef. 1:18-19). Heeft hij oren? Die zijn om de waarheid te horen (Jes. 55:3; Luk. 9:44). Heeft hij handen? Die zijn om de waarheid vast te grijpen en te omhelzen (Spr. 4:13; Jes. 27:5; Hebr. 6:18). Heeft hij voeten? Die zijn om in de waarheid te wandelen (Ps. 119:45; Luk. 1:6; 3 Joh. 4). Heeft hij een mond? (“Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen.”) Die is er om zich te voeden met de waarheid, de levende waarheid, ja, met Zijn vlees, dat de waarheid Zelf is (Joh. 6:35; 14:6).
Zonder waarheid is er geen wedergeboorte; want door “het Woord der waarheid” zijn wij verwekt en wedergeboren (Jak. 1:18; 1 Petr. 1:23). Zonder waarheid is er geen rechtvaardiging; want wij worden gerechtvaardigd door het geloof, en dit geloof bestaat uit het geloven van Gods waarheid, en zo geeft het vrede met God (Rom. 4:20-24; 5:1). Zonder waarheid is er geen heiliging; want de Heere Zelf zegt: “Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is waarheid.” En zonder waarheid is er geen redding; want “God heeft Zijn volk verkoren tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid” (2 Tess. 2:13)
Aangezien de waarheid de instrumentele oorzaak is van al deze zegeningen, het door God aangewezen middel waardoor zij tot genade worden, komt de waarheid ook binnen in alle genaden van de Geest en wordt zij door hen ontvangen wanneer zij tot leven komen. Zonder waarheid is er dus geen geloof; want het werk van het geloof is de waarheid te geloven. Wat is het verschil tussen geloof en misleiding? Geloof gelooft Gods waarheid, en misleiding gelooft Satans leugens. “En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; Opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.”
Zonder waarheid is er geen hoop; want het is de taak van de hoop om zich in de waarheid te verankeren. “Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God liegt, een sterke troost zouden hebben, wij die onze toevlucht hebben genomen om de hoop vast te grijpen die voor ons ligt; welke hoop wij hebben als een anker van de ziel, zowel zeker als standvastig, en dat binnengaat in het binnenste van het voorhangsel.” Die twee onveranderlijke dingen waarin de hoop verankerd is, zijn Gods Woord en Gods toorn; met andere woorden, de beloofde waarachtigheid en trouw van Hem die niet kan liegen.
Dat leidde de heilige David tot het zeggen: “Ik heb op Uw woord gehoopt.” “Die in den kuil nederdalen,” zei de goede koning Hizkia, “zullen op Uw waarheid niet hopen.” Nee! Het zijn de levende“de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe.” En het is “door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften”, dat wil zeggen de troost die de waarheid van God in de Schriften ons schenkt, “hoop hebben zouden” (Rom. 15:4).
Zonder waarheid is er geen liefde, want het is door “de liefde voor de waarheid” dat de verlosten zich onderscheiden van de verlorenen. “En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen die verloren gaan, daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.” Alleen wanneer u “de waarheid in liefde betracht, zult u opwassen in Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.” Zo is “de vrucht des Geestes in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid.” En dit is de Persoon van de Zoon van God, want “genade en waarheid zijn gekomen door Jezus Christus.”
Hoe zuchtten en riepen de heiligen van weleer om een ervaringsgerichte kennis van Gods waarheid! “Leid mij in Uw waarheid”; “Zend Uw licht en Uw waarheid”; “O, bereid barmhartigheid en waarheid, die mij kunnen bewaren.” Toen de Zoon van God in het vlees kwam en zo de waarheid in zichtbare gedaante bracht, aanschouwden zij die uit God geboren zijn Zijn heerlijkheid, “de heerlijkheid van de eniggeboren Zoon van de Vader, vol van genade en waarheid!” Hoe dierbaar Hij ook is voor God Zelf in Zijn waarheid! Daarom wordt gezegd dat Hij “Zijn Woord boven al Zijn Naam heeft verheven”, dat wil zeggen: Zijn geopenbaarde waarheid boven al Zijn andere eigenschappen en volmaaktheden heeft verheven en verheerlijkt.
Als de waarheid op zichzelf zo kostbaar is, zo kostbaar voor God en zo kostbaar voor alle heiligen van God, zou zij dan niet ook kostbaar voor u moeten zijn? Dat zal zo zijn als u de gezindheid van Christus hebt en Zijn Geest in u woont. Maar zoals liefde voor heiligheid noodzakelijkerwijs ook haat voor en vluchten voor zonde inhoudt en impliceert, zo zal liefde voor de waarheid ook haat voor en vluchten voor dwaling in zich dragen. Onverschilligheid is nog nooit beschouwd als een teken van liefde, noch bij mensen, noch bij God. Warmte, ijver, ernst en toewijding zijn niet alleen duidelijke tekenen van liefde, maar zijn zo nauw verweven met de essentie ervan dat ze er niet van kunnen worden gescheiden.
Plaat reactie