In het huis mijns Vaders zijn vele woningen: anderszins zo zoude Ik het u gezegd hebben; Ik ga henen om u plaats te bereiden. Johannes 14:2
O, konden wij onze ogen opheffen naar dat gezegend verblijf, naar die woningen van hemelse zaligheid, waar geen smart binnenkomt; waar de zonde onbekend is, waar de tranen van aller gelaat worden afgewist; waar geen kwijnend lichaam, geen vernielende ziekte, geen bedroefde ziel, geen twijfel, geen vrees, geen duisternis of leed is; maar onvermengd geluk en vreugde, en waar geheel de ziel en het lichaam lofliederen zingt ter ere van God en het Lam! En wat nog meer is, daar is het eeuwige genot dier liefelijkheden, die aan de rechterhand Gods zijn, eeuwig en altoos. Maar hoe verliezen wij ons in de aanschouwing dier dingen; en ofschoon onze verbeelding moge schijnen zich tot het hoogste begrip in de eindeloze eeuwen ener nooit eindigende eeuwigheid uit te strekken, toch zullen wij duizelen bij de gedachte, ofschoon het geloof de zalige waarheid aanneemt. Maar in dat gelukkige land zullen de onsterfelijke ziel en het onsterfelijk lichaam hun krachten en vermogens verenigen, om in de hoogste mate alles te genieten, wat God heeft weggelegd voor degenen, die Hem liefhebben.
Getrouwe Heer, Gij wilt mijn goed, mijn God,
mijn erfenis en ’t deel mijns bekers wezen!
Gij onderhoudt gestaag het heuglijk lot,
dat Gij zo mild voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren!
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.
Gij maakt eerlang mij ’t levenspad bekend,
waarvan in druk ’t vooruitzicht mij verheugde.
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
schenkt mij in ’t kort verzadiging van vreugde.
De lieflijkheên van ’t zalig hemelleven
zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.
Ps. 16:4 en 6