De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en de armen wordt het Evangelie verkondigd. En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden. Mattheüs 11:5,6
Het woord kreupele of lamme betekent iemand die zijn ledematen niet kan bewegen; die niet in staat is zijn lichaam ook maar iets te bewegen. Welnu, wordt hiermee niet de ellendige toestand en gesteldheid van Adams gevallen nakomelingen beschreven? We kennen de zondeval in theorie beter dan in de praktijk. We kennen de zondeval in ons hoofd beter dan in ons hart. We zeggen dat de mens dood door de zonden is, dat zijn vermogens allemaal zijn verlamd, dat hij volkomen hulpeloos is aangaande de dingen Gods. Dit is onze belijdenis. Maar als we die in praktijk moeten brengen, zijn we verbijsterd, verward, vaak verontrust, omdat onze belijdenis zo waar is. We geloven met ons gezonde verstand dat we geheel verlamd zijn; maar als we beginnen te merken dat we niet vooruit kunnen bewegen, en hoezeer het klopt wat we zeggen te zijn; als het licht van ons verstand in ons hart afdaalt en levend wordt, wat belemmert dit ons verstand dan! Verlamd in gebed, zodat we ons hart niet kunnen uitstorten; verlamd in ons lezen, zodat we nauwelijks iets begrijpen of aanvoelen van de bijbeltekst; verlamd in het gehoor, verlamd in het spreken, verlamd in het denken, verlamd in het handelen; allemaal aangetast, allemaal verwelkt, allemaal verstijfd, allemaal niet in staat vooruit te gaan. Als een gevoel van hulpeloosheid zo op ons geweten ligt, wat raakt dit ons dan diep! Maar de belofte luidt – en soms gaat deze op heerlijke wijze even in vervulling — dat ‘de kreupelen wandelen’ (Matth. ll:5).Hoe? In hun eigen kracht? Nee; niet in hun eigen kracht. In de kracht van de Heere. We lezen: ‘ze zullen wandelen in de naam des Heeren’, dat wil zeggen, in Gods kracht. ‘Mijn kracht,’ zegt Christus tegen Paulus, ‘wordt in zwakheid volbracht.’ ‘Uit Mij,’ zegt de Heere tegen Zijn kerk, ‘vindt ge uw kracht.’